Over ons

In vroeger tijden was het een vanzelfsprekende en goede zaak dat, na een sterfgeval, de omringende buren zoveel mogelijk meehielpen, om de nood van de achterblijvende familie te helpen verlichten. Later werd de burenplicht ingesteld en dat ontnam aan de hulpverlening in nood toch wel het spontane karakter. De plicht tot bijstand, oorspronkelijk voor alle hulp in nood, gold tenslotte alleen nog bij sterfgevallen.


Er was daarbij bepaald, dat de bewoners van een aantal woningen aan weerszijden van het sterfhuis, hun plichten hadden. Dat hield o.a. in: afleggen en bekleden, leed aanzeggen in de eigen buurt, opgave doen van het overlijden op het grietenij- of gemeentehuis, grafdelven, de kist naar het kerkhof vervoeren, opdragen, klokluiden en bedienen bij het begrafenismaal. In de grotere plaatsen was het soms mogelijk om de plicht af te kopen, of om een vervanger aan te stellen.


De kleinere dorpen volgden spoedig dit voorbeeld. Het begon met een vaste (betaalde) leedaanzegger. Vaste (betaalde) klokluider en dragers volgden.


Verschillende argumenten zijn voor dit verschijnsel aan te voeren:

  • Nieuw ingekomen leden wilden dikwijls niet meedoen.
    • de wagen om de kist te vervoeren werd soms nauwelijks nog schoongemaakt. 
    • de dragers was het soms teveel moeite om zich voor een begrafenis te verkleden.
    • op z’n best werden de klompen even met een mes afgeschraapt.

Kortom: Het kon zo niet langer!

Een begrafenis was dikwijls een “suterige”plechtigheid en daarmee tegelijk geen plechtigheid meer.

Om één of meerdere van bovengenoemde redenen stapten heel wat dorpen over op een:

 

MEMENTO MORI’, “GEDENKT TE STERVEN”, of “DE LAATSTE EER”. 

 

Ook Surhuizum gaat in begin van de vorige eeuw over van de ‘buorreplicht’ naar een begrafenisvereniging.


Onze vereniging is opgericht op 22 december 1911.

Uiteraard zijn wij ook met de tijd meegegaan, tocht blijft steeds voorop staan de familie in moeilijke tijden terzijde te staan en hen zoveel mogelijk te helpen. Bij een sterfgeval kan onze vereniging erop toe zien dat er geen misbruik gemaakt wordt van de kwetsbaarheid van de achterblijvende.